Redderende leraren, leerlingen die tussen wal en schip vallen en toenemende werkdruk: niets wijst erop dat de wet passend onderwijs na vier jaar een succes is geworden, blijkt uit nieuw onderzoek.
Veel leraren vonden het bij de invoering in 2014 een nobel streven: zoveel mogelijk leerlingen naar het reguliere onderwijs, óók als ze autisme, adhd of een verstandelijke beperking hebben. Maar vier jaar later bevalt het zogeheten passend onderwijs bepaald niet zo goed als gehoopt.
Zowel zorgleerlingen als ‘gewone’ leerlingen worden de dupe van passend onderwijs, blijkt uit vandaag verschenen onderzoek. DUO Onderwijsonderzoek & Advies ondervroeg ruim duizend leraren in het basisonderwijs en constateert dat ‘niets erop wijst dat de wet passend onderwijs een succes is geworden’.
Maar liefst 91 procent van de leraren heeft te weinig tijd om zorgleerlingen de ondersteuning te bieden die ze nodig hebben en 89 procent zegt minder aandacht te kunnen besteden aan de gewone leerlingen. Leraren hebben gemiddeld vijf leerlingen in de klas die extra zorg nodig hebben. In de meeste gevallen gaat het om kinderen met gedrags- of ontwikkelingsstoornissen of psychiatrische problemen. Ruim twee derde van de leerkrachten zegt een of meer leerlingen te hebben die beter af zouden zijn in het speciaal onderwijs.
Onderzoeker Liesbeth van der Woud plaatst vraagtekens bij de wet. “Passend onderwijs pakt eigenlijk voor niemand goed uit. De leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, krijgen te weinig aandacht, en de andere leerlingen óók. En dat heeft weer negatieve gevolgen voor de leraren.”
Het kost tijd om aan zo’n nieuwe wet te wennen, erkent Van der Woud. “Maar als het na vier jaar niet beter wordt, maar slechter, dan moet je je afvragen waar je mee bezig bent.”
Makkelijker
Volgens Van der Woud willen leraren overigens niet dat de wet linea recta in de prullenbak verdwijnt, maar vooral dat het makkelijker wordt om kinderen alsnog een plekje te geven in het speciaal onderwijs als het in een gewone klas niet blijkt te lukken. Nu gaan daar soms maanden of zelfs een jaar overheen. Scholen moeten eerst stapels verwijspapieren invullen. De samenwerkingsverband van schoolbesturen die het geld voor passend onderwijs beheert, kijk daarnaar, maar vervolgens kan het lang duren voordat de boel daadwerkelijk in beweging komt.
Slechts een derde van de scholen is tevreden over die samenwerkingsverbanden, blijkt uit hetzelfde onderzoek. “Ze besteden het geld vaak niet aan de dingen waarvoor het bedoeld is of laten het op de plank liggen”, zegt Van der Woud. “Veel scholen vinden dat ze te weinig steun krijgen in dingen regelen en het doorverwijzen van zorgleerlingen.”
Bestuurder Eugenie Stolk van de Algemene Onderwijsbond (AOb) vindt dat de samenwerkingsverbanden minder moeten ‘oppotten’ en onderschrijft dat de overstap naar het speciaal onderwijs makkelijker en korter moet worden. Daarbij helpt het volgens haar als er duidelijke basisnormen komen voor ondersteuning: wanneer heeft een kind precies recht op extra ondersteuning en wanneer niet?
“Als twee kinderen met hetzelfde probleem nu aankloppen in Zeeland of Groningen, kunnen ze op beide plekken heel andere hulp krijgen”, zegt Stolk. “Dat zorgt voor onduidelijkheid voor de leraren. En met het huidige lerarentekort wordt dit probleem alleen maar groter.”
De gedachte erachter is prachtig’
Nicole ter Harmsel, geeft les aan groep 7 op basisschool De Windhoek in Almelo
“Ik heb 29 leerlingen in de klas, van wie een handvol zorgenkindjes. De gedachte achter passend onderwijs is prachtig: dat leerlingen zo lang mogelijk mee kunnen doen met iedereen. Maar dat doet wel een beroep op jou als leerkracht. En op dingen die je niet leert op de pabo. Ik merk soms dat ik letterlijk niet weet hoe ik tot een leerling door moet dringen. Eén leerling gebruikt medicatie en kan heel afwezig zijn.
“Je wilt de leerlingen alle zorg geven die ze nodig hebben, maar dat lukt gewoon niet altijd. Zowel de zorgenkindjes als de gewone leerlingen zijn daar af en toe de dupe van.
“Wat zou helpen, is extra handen in de klas en het verkorten van de trajecten. Op het moment dat je problemen signaleert en met je handen in het haar zit, kan het nog maanden duren voordat een leerling overgeplaatst wordt naar het speciaal onderwijs. Die gang van zaken laat te wensen over.”
‘De hele groep lijdt eronder’
Anne Koenraadt geeft les aan groep 8 op basisschool De Hoeksteen in Oud-Beijerland
“Ik mag blij zijn dat ik nu een groep van 22 heb. Daar zitten een paar zorgenkindjes in met een lager niveau of gedragsproblemen. Mijn collega van groep 7 heeft een kleinere klas, maar daarin hebben er wel twaalf een aparte gebruiksaanwijzing.
“Vorig jaar had ik 33 kinderen en voor bijna de helft moest ik aparte handelingsplannen maken. Daar gaat heel veel tijd in zitten, waardoor groepen die bijvoorbeeld heel goed kunnen rekenen minder aandacht krijgen. Dat is natuurlijk jammer. Die aandacht wil je heel graag geven, maar doordat overal zoveel administratieve rompslomp bij komt kijken, wordt het lastig. Ik heb ook weleens een onhandelbaar kind in de klas gehad, die was heel agressief en deed rare dingen, zoals dreigen. Daar leed de groep onder.
“Het regulier onderwijs heeft niet alle opties om kinderen met problemen en beperkingen te helpen. De ideeën van bovenaf zijn goed, maar als je daar niet de juiste middelen voor uittrekt, dan is dat gewoon raar.”